Balans tussen loslaten en vasthouden
Zr. Ellen Terpstra
Toespraak tijdens een Congregatiedag, als opening van een jaar van bezinning op het thema “op eigen wijze samen oud worden”.
4 september 2009
Onlangs beluisterde ik een interview met Else-Marie van den Eerenbeemt.
Ze is gezinspsychologe en sprak over relaties tussen ouders en kinderen. Ze zei: “Jezelf losmaken is niet het antwoord. Loslaten maakt eenzaam”. Ze werkt deze stelling uit in haar boek Balans in beweging. Door die titel voel ik me aangesproken.
Ik ben daar nogal mee bezig geweest. Ik heb die titel ook gekozen als uitgangspunt van deze inleiding: ‘de balans tussen loslaten en vasthouden’.
Tevens was ik geraakt door een van de inleidingen die Elly Moonen hield tijdens onze bezinningsweek in Steyl. Die inleiding ging over ´knopen en ontknopen´ n.a.v. de knopenbeelden van de van oorsprong Japanse kunstenaar Tajiri. Een knoop is bedoeld om iets goed vast te maken maar moet tevens weer los gemaakt kunnen worden. Een knoop staat symbool voor verbinding, maar moet beweeglijk zijn. Wat verderop in mijn inleiding kom ik hierop terug.
Hoe zit het nu met beide gedachtegangen? Is er een tegenstelling tussen wat beiden zeggen?
En als ik beide gedachten leg op onze werkelijkheid, spreek ik dan toch over dezelfde werkelijkheid waarover zowel de schrijfster het heeft als Elly?
Ik denk weer aan de titel van dat boek: Balans in beweging.
Gaat het over de balans tussen vasthouden en loslaten, tussen knopen en ontknopen? Is het zoeken naar die balans beweging?
Ik denk dat het daarover gaat!!
En dat wil ik in deze inleiding wat uitdiepen: Balans in beweging! En zien hoe dat ons in de komende twee jaar, op weg naar kapittel 2011, kan inspireren en bemoedigen.
Ik wil proberen begrippen als vasthouden en loslaten – knopen en ontknopen – in het licht te zetten om te zien hoe zij onze beweging in balans kan brengen. Want in beweging willen we blijven. Het lichamelijk bewegen wordt wat moeizamer en strammer, en ook ons geestelijk bewegen wordt misschien wat minder energiek of kan veranderen. Maar groeien naar het moment waarop we ons leven én onze gemeenschap in de handen van onze Schepper mogen leggen, is óók beweging, is voltooiing, voleinding.
Else-Marie van den Eerenbeemt, de gezinspsychologe, spreekt over persoonlijke relaties, ouders/kinderen. “Als zulke relaties moeilijk worden”, zegt ze, “is jezelf losmaken niet het antwoord. Het maakt eenzaam”. Dat is natuurlijk wel erg kort door de bocht en vraagt om nuancering. Daar ga ik nu niet op in. Maar als ik haar gedachte plaats in onze situatie denk ik dat we het waarheidsgehalte ervan heel goed aanvoelen. Natuurlijk, elkaar los moeten laten is een vaak pijnlijke realiteit in onze gemeenschap. Maar, als wij elkaar loslaten omdat onze werkelijkheid zo verandert, zekerheden en vanzelfsprekendheden wegvallen, maakt dat eenzaam. Dat kan en mag niet het antwoord zijn op de ontwikkelingen zoals we die meemaken. Dat zou ons schaden. “Niet uit elkaars genade vallen” zingen we in het lied van het licht.
Ook het loslaten van ons verleden – ons boeiend en kostbaar verleden – zou ons schaden. We zouden onze identiteit verliezen.
Het durven loslaten van vanzelfsprekendheden en verworvenheden schept daarentegen ruimte. Ars moriendi, heet dat in het Latijn: de kunst van het sterven. Hoezeer schijnbaar in tegenstelling met elkaar … de kunst van het sterven is een´ levenskunst´.
Kernbegrippen daarin zijn: aanvaarden, terugzien, overdragen en vooral ´openstaan´ voor nieuwe mogelijkheden. Er ontstaat een enorme ruimte als het lukt afstand te nemen van wat niet echt wezenlijk is. Ruimte voor nieuwe ontwikkelingen; voor nieuwe vormen van eigen persoonlijk religieus leven en nieuwe vormen van gemeenschap én organisatie.
De tijd waarin we als gemeenschap of namens de gemeenschap volop actief deelnamen aan kerk en maatschappij in onze liefdewerken is voorbij. Niet dat we nu passief geworden zijn; menige medezuster draagt nog bij aan het welzijn van anderen: hier in Bosbeek, in het vredeswerk, in een hospice, dekentjes breiend voor kinderen in de Oekraïne…en vult u zelf maar in.
Maar daarnaast… er kan nu ook rust en ruimte zijn om me af te vragen: waar sta ik nu? Wat is mijn relatie met mezelf, met de ander, met mijn goddelijke oorsprong?
Die vragen zijn de uiteindelijke vragen. Vragen naar mijn diepste zelf. Naar wat werkelijk van waarde is.
Je kunt wel vast willen blijven houden aan wat was … maar dat ging voorbij!
Je kunt ook zoeken naar: hoe nú te leven. Alsof het een nieuw begin is. En dat ís het. Nieuw, nog onontgonnen, nog niet ingevuld.
Deze weg naar binnen geldt voor ons ieder persoonlijk. Maar ook voor ons als gemeenschap. We kunnen een ruimte betreden waarbinnen op een inspirerende en waardevolle wijze te leven valt.
In de komende twee jaar gaan we op zoek naar het evenwicht in de beweging tussen loslaten en behouden. Niet gelaten en passief. Maar actief de ruimte aftasten die ons nog altijd gegeven wordt. De ruimte waarbinnen we overeind blijven, onze eigenheid bewaren en behoeden, en tevens durven zoeken naar nieuwe vormen. Nieuwe vormen van verbondenheid waarvoor we allen gezamenlijk verantwoordelijk zijn.
We stappen met elkaar op de evenwichtsbalk. We houden elkaar goed vast. Maar zijn hopelijk niet krampachtig en angstig.
We hebben voor deze tijd als symbool gekozen: de knoop.
Uit Elly’s inleiding over ‘knopen’ haal ik wat fragmenten aan: over de hele wereld staan Tajiri’s knopenbeelden; met hun simpele, herkenbare, alledaagse vorm markeren ze de plaatsen waar mensen komen en elkaar ontmoeten, vluchtig of juist intensief. In Baarlo staat een aantal van deze knopen. Op Schiphol staat zo’n knoop als ‘ontmoetingsplaats’. In het winkelcentrum Hoog Catharijne in Utrecht tussen het winkelend publiek. Op de begraafplaats Zorgvlied staat een knoop zonder begin en zonder einde. De knopen symboliseren verbinding tussen mensen.
Verbinding tussen mensen is niet vanzelfsprekend. Verbinding ontstaat waar mensen elkaar zoeken, bij elkaar stilstaan, elkaars leven eren.
“Wat verbindt zusters?” vroeg Elly zich af. “Zusters die her en der in den lande wonen, die verschillend zijn in hun geloofsbeleving en geloofsuiting en niet meer met elkaar verbonden zijn door werkzaamheden, waar ze gezamenlijk hun schouders onderzetten.”
Onze knoop wijst naar buiten. Het lijken wel richtingwijzers. Maar heeft ook een beweging naar binnen. Ook hier weer: beide bewegingen houden elkaar in evenwicht.
In de bezinningsjaren gaan we de weg naar binnen en naar buiten met als thema:
´op eigen wijze samen oud worden´
Het is de weg naar het kapittel van 2011.
Het thema bestaat uit drie onderdelen:
– onze identiteit (op eigen wijze)
– de gemeenschap (samen)
– onze persoonlijke en gemeenschappelijke werkelijkheid (oud worden).
We bezinnen ons op de spiritualiteit die past bij de werkelijkheid van het oud worden. Mary Michon, een televisiepresentatrice van het eerste uur die inmiddels ook de zeventig gepasseerd is, schreef een boek daarover: Van die damesdingen. Wij zoeken naar: van die zustersdingen. Wat past bij ons, wat niet? Welke kleur geven wij aan ´op eigen wijze´?
Wat hebben we nodig als gemeenschap maar ook ieder van ons persoonlijk om onze eindigheid waardig en waardevol te kunnen beleven?
En … wie dragen daar zorg voor als we het zelf niet meer kunnen? Het zoeken naar het antwoord op díe vraag is niet alleen van spirituele aard maar ook van organisatorische.
De congregatie had van oudsher als organisatie een duidelijke structuur: er was (en is nog) een congregatiebestuur, een plaatselijke overste met haar raadzusters, een algemene overste, moeder overste en zelfs ooit nog een waarde vader. We voelen inmiddels allemaal (letterlijk) aan den lijve dat we niet langer de schouders hebben die de zwaarte van deze functies en taken kunnen dragen. En toch willen we met elkaar op een eigen en ook goede manier verder gaan.
Het vorig kapittel van 2005 heeft een groot deel van de zorg van onze schouders genomen. De Beheerstichting die van dit wijs kapittelbesluit het resultaat is, voert voor ons het materiële en financiële beleid. Ze doen dit op een uitstekende wijze met veel aandacht voor de eigenheid van onze zustersgemeenschap en voor onze behoeften.
Maar wij zijn niet alleen een materiële organisatie. We zijn eerst en vooral een geloofsgemeenschap die van oudsher zorg gedragen heeft voor elkaar en voor de wereld om ons heen. Waarin gebed en bezinning een grote rol spelen. Ons geloof, hoe verschillend onderling ook, is ons houvast. Dat gemeenschappelijk geloof kan antwoord geven op de vraag: hoe nu verder? Als we dat durven beamen, hoeven we niet bang te zijn, niet uitgeblust, niet boos omdat het zover met ons gekomen is. Zingen we niet vaak heel dankbaar: ‘Gij die mijn leven zo geleid hebt tot hiertoe dat ik nog leef´?
Twee jaren dus – om ons te bezinnen op: hoe gaan we persoonlijk en samen verder leven?
Dat vraagt dat we in het eerste jaar de weg naar binnen maken. In het tweede jaar zoeken naar nieuwe organisatievormen en bestuursvormen. Opdat het kapittel in 2011 door ons geïnspireerd tot wijze beslissingen kan komen. Biddend en bezinnend, denkend en overleggend komen we eruit. Gedragen door de Ene die ons al 157 jaar gedragen heeft.
Met deze inleiding heb ik de aftrap voor ons bezinningsprogramma willen geven. Ik besluit met het slot van een gedicht van de Poolse dichter Milosz, getiteld:
Op mijn acht en tachtigste verjaardag
Ik ben als hij die ziet
maar zelf niet voorbijgaat,
een luchtgeest ondanks grijs haar
en ouderdomskwalen.
Gered, omdat de eeuwige en
goddelijke verwondering met hem is.