Binding aan een ideaal
Alle zusters leggen drie Geloften af bij het toetreden tot de kloostergemeenschap. De Geloften hebben –zoals het woord uitdrukt – met geloven te maken. In de Geloften zijn de grondwaarden uitgedrukt; het zijn richtlijnen voor ons doen en laten. De Geloften geven vorm aan ons levensprogramma.
“Eigenlijk denk ik er elke dag wel een keer aan. Niet bewust: ik ga nu eens aan de geloften denken. Maar het speelt een rol in alles wat ik doe. Het is een tweede natuur geworden.”
De Geloften gaan over onze omgang met geld en goederen (de gelofte van armoede), de omgang met gezag en relaties (de gelofte van gehoorzaamheid) en de
omgang met elkaar in de leefgemeenschap (de gelofte van maagdelijkheid; het celibaat).
Het afleggen van de Geloften staat in een lange traditie. Sinds de dertiende eeuw leggen kloosterlingen deze af. Maar al lang voor die tijd leefden religieuzen volgens dergelijke richtlijnen. In de loop der tijden worden de Geloften steeds opnieuw geïnterpreteerd. De betekenis voor het concrete leven doordenken we steeds opnieuw en bespreken dat met elkaar.
Elke zuster vult op een eigen wijze in welke consequenties de Geloften in haar dagelijks leven hebben. Dat kan onderling verschillend zijn. Ieder mens is immers anders en heeft andere behoeften.